Een blauwe cirkel. In het midden witte tekens. Ik heb ze nooit eerder gezien. Ze komen mij niet bekend voor. Ze zeggen me niks. Volgens de beschrijving in de hand-out van de retraite is dit de zaad-lettergreep. Een Tibetaanse letter die je ook kunt zien en horen als onze letters HRIH.

Ik probeer de tekens te onthouden. Ze geven me geen enkel houvast. Maar ik zie wel schoonheid en perfectie. Iets dat lijkt op een R onderaan, een neus van een Venetiaans masker denk ik te zien. Een half hart in het midden. De penseelstreken erboven. En dan de twee rondjes aan de rechterkant met het streepje ertussen. Het is een perfect geheel van schoonheid.
Ik visualiseer het onbekende teken in mij. Vanuit het teken straalt licht in alle richtingen naar alle wezens. Hun verlichte zijnswijze straalt terug naar het teken in mij. Het teken wordt een brandpunt. De intensiteit van het licht wordt groot. Het teken smelt in het licht. Vanuit daar ontsta ik als kleurrijke Avalokiteshvara.

Ik ben wit met een blauwige uitstraling, zo puur, zo maagdelijk.1 Ik heb vier armen. Twee handen zijn bij elkaar voor mijn borst en houden een blauw ei vast. De verlichte essentie. In mijn linker buitenste hand heb ik met mijn elegante vingers een lotus vast. In mijn rechterhand een mala van kristallen kralen, waarmee ik de mantra’s tel. Om Mani Padme Hum. Ik zit op een lotuszetel, rustend op een maanschijf. Achter mij is ook een maanschijf die mijn puurheid spiegelt. Ik ben gekleed in kleurrijke zijden gewaden. Kettingen om mijn hals en op mijn zachte buik. Een kroon met edelstenen op mijn hoofd. Armbanden met edelstenen. Ik geef licht. Ik glimlach met een diep begrip, liefde en compassie, terwijl mijn ogen als smalle streepjes alle levende wezens zien. Mijn kin, mijn hals, de vorm van mijn wenkbrauwen en het stipje ertussen. Ze stralen zachtheid, vriendelijkheid en puurheid uit.
De zaad-lettergreep is in mijn hart. Een blauwe cirkel met de Tibetaanse letter van wit licht. De zaad-lettergreep staat recht op. Erom heen cirkelen horizontaal de lettergrepen van de mantra: Om Mani Padme Hum. De lettergrepen van de mantra stralen licht uit. Vonken van wit licht. Ze draaien, en draaien, en draaien.
De lettergrepen draaien en draaien en draaien om de zaad-lettergreep. Het gaat maar door, draaiend om mijn hart. De zaad-lettergreep is als een brandmerk van wit licht in mijn hart. Daaromheen draaien de letters van de mantra. Terwijl vonken wit licht er vanaf spatten. Ze draaien maar door. Ik voel de zaad-lettergreep gebrand in mij. En ik begrijp nu waarom een jodin een ster om haar hals draagt en een christen een kruisje op haar hart. Deze symbolen verwijzen naar God. De zaad-lettergreep verwijst naar God in mij. Ik voel God in mij.2 Ik weet dat dit het is, dat God zo persoonlijk is. Een gelukzalig gevoel van oneindige diepte vervult me.
Ik ben regelmatig bang dat ik mijn inspiratie kwijt ben als ik schrijf. Ik ben dan verbaasd dat ze er plotseling weer is. En denk dat dit tijdelijk is. Ik weet niet waar deze inspiratie vandaan komt, waar ze zetelt. Ik heb er geen grip op. Ik weet alleen dat ik denk haar te verliezen. Dat ze eindig is. Zo gaat dat ook bij de visualisaties tijdens de retraite. Ik zoek naar het licht in de visualisatie. Ik puzzel, heb moeite het licht in beeld te houden en in mij te voelen. De Gestalte3 geeft mij raad. ‘Er is overvloed’, zegt ze.
De lichtende letters van de mantra draaien maar door. Het is als een carrousel die niet stopt. Ik voel dat het de carrousel van creatie is. Dat dit het creërende is in mij. Dat vanuit hier de inspiratie komt. Dat inspiratie hier zetelt. Als God in mij. En dat er overvloed huist. Dat dit nooit stopt. Als een ronddraaiende carrousel. Het is het creatieve beginsel van alle religie, kunst, literatuur en muziek op de wereld. Overvloedige schoonheid. De mensheid schreef meer mooie boeken dan zij in haar levensdagen kan lezen, bouwde meer tempels en kerken dan zij kan bezoeken, en componeerde meer muziekvoorstellingen en liederen dan te beluisteren zijn. De wens welt in mij op om te schrijven, om muzisch te scheppen met woorden.
De carrousel draait maar door, en door. Na dit besef toont de carrousel van de mantra zich steeds uitbundiger in de vorm van een ouderwetse draaimolen op een kermis met paardjes die op en neer gaan. De carrousel draait maar door, de paardjes klimmen en dalen, het orgel speelt, de lichten dansen. Het is kermis in mijn hart. Het is het feestje dat het leven is. Vreugde voor het bestaan van de mensheid overspoelt me. Woorden komen in me op: dit is de blijde boodschap. Ik voel dat dit de blijde boodschap is. God is in mij. De carrousel draait door, het orgel speelt, de lichten dansen. De carrousel van het leven draait door en door en door.
1 Deze paragraaf is vrij ingevuld naar de hand-out van Hans Knibbe voor de vierdaagse tweede perspectief van oktober ’22.
2 Vrij naar Etty Hillesum.
3 Een beeld dat gevisualiseerd wordt om onze vrije aard te herkennen. Het representeert onze wijsheidsgeest.
Deze column verscheen in het transcript van de vierdaagse retraite tweede perspectief van de school voor Zijnsoriëntatie o.l.v Hans Knibbe