Woensdag hoor ik dat mijn vader op zaterdag om negen uur sterven gaat. Ik bel mijn man en app mijn vrienden. Ik mail mijn werk en app mijn studiegroep. Ik zeg dat ik ze misschien nog zie op vrijdag. Dat blijken ze niet te geloven.

Ik hoorde eens dat euthanasie meemaken heel mooi kan zijn. Dat het een bijzonder moment kan zijn. Dan spreek ik mijn moeder: hij wil alleen zijn met haar, niet met ons erbij. ‘Hoe is dat voor jou?’, vraagt een studiegenoot me via de app. Het voelt verdrietig maar past wel bij hem. ‘Hij sterft als wie hij was’, zegt ze. Ja, dat klopt voor mij. 

Dan weet ik dat ik het moet gaan doen. Dat ik het niet van hem kan laten afhangen. Ik ga afscheid nemen. Ik ga vormgeven aan het afscheid de komende dagen. Dit zijn mijn dagen.

Donderdag ga ik bij mijn ouders langs en mijn zus en ik stellen voor dat we een borrel houden op vrijdagmiddag. Een kaars erbij? Mijn moeder oppert muziek: Maria Cantates. Hij knikt. Als ik wegga is het regenachtig. Het lijkt al donker te worden. Ik neem de tram de stad in. Ik denk aan een jurk voor de begrafenis maar heb geen zin in kledingwinkels. Het wordt een gouden kettinkje met een rode steen eraan. 

Vrijdag sneeuwt het. Mijn ouders zitten bij ons in de auto. Mijn vader stapte met moeite in. Uit de rolstoel, voorzichtig zijn hoofd buigend. Het sneeuwt, maar hij lijkt het niet op te merken. Dikke vlokken op de rechte weg Amsterdam uit. Een laatste uitje naar ons huis. Mijn vader wil de tekst horen die ik schreef. Ik wilde hem nog graag vertellen dat ik die schreef, om het niet voor altijd geheim te houden. Zo gaan we spontaan nog een laatste keer op pad.

Mijn ouders zitten bij ons op de bank. Hij drinkt koffie, wij thee. Ik lees de eerste versie voor van mijn column over de Joodse man in de Hollandsche Schouwburg aan wie Maria verschijnt. Een verhaal van zijn vader over de oorlog waar ik een jaar eerder zo van onder de indruk was. Mijn vader leeft even op bij de eerste zinnen en als vanzelfsprekend begint hij me te corrigeren. De Duitser ‘schiet’ niet in de houding. Schieten kan echt niet. Hij ‘springt’ in de houding, en maakt het gebaar erbij. Ik pas het aan. Verder voorlezen gaat bijna niet. 

Sneeuw valt in de tuin. We praten nog wat over Maria. Over de Maria bedevaart in Heiloo. Dat de thee zo lekker is. Hij is er maar half bij. We rijden terug. 

Later op vrijdag zijn we nog een keer met zijn allen bij elkaar. Met champagne. Met kaarsen en een steen. De muziek gaat snel weer uit, die geeft tranen. Mijn vader leeft even op bij het ontkurken van de champagne. Maar meestal lijkt hij vertrokken. Hij kan het niet meer opbrengen om bij ons te zijn. Om er te zijn. We geven hem een boks, en vertrekken.

Zaterdag is de lucht stralend blauw. Het licht is helder. We geven de tijd vorm tot het negen uur is. Met samen muziek maken, bloemen en een kaars. Met stilte. Tot de telefoon gaat. ‘Hij is overleden’, zegt mijn moeder. Ik stap op de fiets. Van diep in mij rijst een onbekende hand op die mijn schedel vastgrijpt. En kracht zet.

Ik twijfel of ik hem wil zien. ‘Je kunt het maar één keer doen’, zegt de huisarts. Ik stap naar binnen en kijk. Ik vind het niet fraai. Hij is er niet meer. Hij is dood.  

20 september ‘23