Het is Pasen en als ik vrije dagen heb, tijd om te ontspannen dan duurt dat ontspannen meestal niet erg lang. Even ben ik blij, heerlijk een dag niks, maar voor ik het weet sluipt er een ontevredenheid naar binnen. Nu ik vrij ben, we tijd hebben met elkaar, wil ik die vooral niet verdoen. Het huis waar we bijna tien jaar wonen is duidelijk aan een opknapbeurt toe, ik heb nog steeds geen goed werkende afzuigkap en die dozen met speelgoed op de gang staan er nu al maandenlang. Opeens zie ik overal stapeltjes troep, bergen schoenen en tassen in de gang. Ik zie weer wat oud is geworden, waar de krassen zitten. Een bijeengeraapt zootje, nooit echt over nagedacht. En ik voel irritatie en mijn eigen onvermogen om iets te doen. Om iemand in te huren, of zelf de kwast te pakken, zoals anderen dat doen. 

Het is alsof mijn ontevredenheid en onvermogen doorsijpelen naar andere facetten van mijn leven. Alsof ik in een gevangenis van mijn eigen leven zit, waarin ik niks fundamenteels weet te veranderen, tot stand weet te brengen. Waar ik nu echt wel geniet van de lente maar het straks sowieso weer winter wordt. Een bekend gevoel doemt op waarin ik inmiddels naar verwachting voorbij de helft van mijn leven ben en dus haast heb. Ik weet niet precies waarmee, maar dat ik haast heb weet ik wel. Wakker worden en weer naar bed gaan, dat kan het toch niet zijn?

Als gevoelens en stemmen zo herkenbaar zijn geworden dat ze voelen als een afgedraaide grammofoonplaat. Als je dezelfde ruzie maakt over hetzelfde onderwerp en totaal niet weet waarom eigenlijk, omdat je nooit tot een goede oplossing komt. Er niks uit je handen komt en je niet weet wat er uit je handen zou moeten komen. Alsof het geluk en een fris en fruitig leven net buiten bereik liggen, ergens om de hoek. Als je deze afgedraaide grammofoonplaat eindelijk herkent dan weet je dat het tijd is om de breuk te maken. Om te breken met hoe je waarneemt. 

Radicaal te breken met het idee dat er zoiets bestaat als tijd. Om radicaal te gaan naar de vraag wat er nu is. Wat is er nu? Welke adem ademt er? Welke wind blaast er? Welke voeten lopen er? Welke waarneming is er en wat is er waar te nemen? Wat is er te voelen? Door daar stil te staan neemt de ruimte toe, in en om mijzelf. Ruimte om te voelen wat er is en te weten dat dit alles is, wat er is. Alleen vandaag en wat er recht voor mijn voeten is. De vraag die een antwoord wil vandaag. Het antwoord dat ik geven kan vandaag. De kilometers die gelopen willen worden vandaag. De woorden die geschreven willen worden, vandaag. De rust vandaag, op deze tweede paasdag.

Me te realiseren dat er niks is behalve dit moment, zet het mes in de wortel van mijn ambitie. Mijn ambitie waarvan ik weet dat hij al een heel leven lang in een cirkel achter zijn eigen staart aanloopt. Dat ik steeds in hetzelfde cirkeltje rondga waar bevrediging uitblijft. Een onvervuld verlangen welke meters ik ook maak. Het is mijn strategische zelf op weg naar een plek waar het beter is, waar de situatie beter is en ik een betere versie van mezelf zal zijn. Een net iets frissere, actievere, wereldveranderende versie van mijzelf. Met een huis waar mijn kinderen later niet op terugkijken als: dat was het huis van mijn inmiddels oude ouders, versleten en uit de tijd. Met een huis dat eeuwig jong blijft, net als de handdoeken, de theedoeken, de houten vloer en ikzelf. Tijd die nooit voorbij gaat, kinderen die nooit volwassen worden. Nooit meer iemand te hoeven verliezen. Omdat ik nooit had kunnen vermoeden hoe eeuwig verliezen zou zijn. 

1 april ’24