We gingen met de trein naar Italië. Heen reisden we overdag, terug met de nightjet vanaf Innsbruck. In de avond aangekomen op het station van Innsbruck voor de nachttrein, komen we tot de ontdekking dat er geen slaapwagons zullen zijn voor ons. Wegens materieelgebrek zijn we omgeboekt naar stoelen. Mijn jongste dochter begint te huilen: ‘Hoe moet ik dan slapen?’ Mijn oudste dochter lijkt tevreden: ‘In de auto kan ik ook goed slapen, rechtop.’

Een paar dagen ervoor ben ik begonnen in het boek ‘In Love with the World’ van de Tibetaanse monnik Yongey Mingyur Rinpoche. Hij schrijft hoe hij ‘s avonds stilletjes het klooster verlaat om op een zwerversretraite te gaan. Hij laat zijn comfortabele leven als gerespecteerd boeddhistisch leraar achter en stapt in een trein die ‘s nachts door India rijdt. Hij kan zich een ticket voor de eerste klas permitteren, maar kiest voor de derde klas. Een groot deel van de reis zit hij op de grond. Mensen botsen tegen hem aan, het stinkt, er is lawaai.  

We stappen in de trein. Het blijkt allemaal erg mee te vallen. We krijgen een eigen coupé met z’n vieren. Zes stoelen die uit te schuiven zijn, zodat er een soort golvend bed ontstaat waar we met z’n vieren liggen in allerlei houdingen. Stijve nekken, pijnlijke heupen, andermans voeten die je in de weg zitten. Er is een vrolijk genieten in mij. De fysieke nabijheid van mijn gezin, het volkomen laten gaan van hoe het loopt, de opluchting dat ik niet een nacht lang hoef te zitten. Sluimerend, half in slaap voel ik hoe mijn jongste dochter mijn hand pakt en naar zich toetrekt als een soort knuffel. 

Om twee uur ’s nachts stoppen we op een felverlicht station. We blijven daar een tijd staan om af te koppelen en rijden heen en weer om aan te koppelen. Ik zie Nürnberg op het bordje. Nürnberg, ken ik alleen van het Neurenberg-tribunaal. ‘In het holst van Duitsland’, komt er bij me op. ‘Hoe moet het hier 80 jaar geleden zijn geweest? Dit station, hoe het er nu uitziet, was er zeker niet.’ Dan moet ik denken aan Mingyur Rinpoche. Hij legt uit dat je elke waarneming gewoon kunt waarnemen, zonder er een interpretatie aan te verbinden. Dat je conceptuele geest dat steeds wil doen, interpreteren, een verhaal maken, maar dat je het ook kunt laten. Nürnberg op een bordje, een trein op een verlicht perron, mijn gezinsleden inmiddels allemaal wakker, in de coupé.

Als we weer rijden heb ik het koud ondanks dat ik vrijwel alles aan heb wat ik bij me heb en het niet echt koud is in de coupé. Ik denk weer aan Mingyur Rinpoche: Het is gewoon kou. Geen kou waardoor ik niet kan slapen, kou waar ik me tegen wil verzetten, waar ik iets aan wil doen, maar gewoon kou. Ik start de lichaamscan zoals Rinpoche doet als hij het totaal niet meer trekt, zittend op die smerige grond van de trein. Mijn hoofd, ik beeld mij in dat er een hand op ligt. Ik breng mijn aandacht tussen mijn ogen, laat de spanning los. Mijn kaken, ontspan ik, de aanhechting van mijn hoofd aan mijn nek. Mijn schouders. En zo langzaam langs mijn lichaam naar beneden. Ik blijf extra lang bij mijn voeten. Niet dat ik daar iets voel maar om mijn geest uit mijn denkende hoofd te halen. Als ik stop met de scan, is de kou weg. Het is alsof de kou door mijn geest werd gemaakt. Het volgende moment word ik wakker en is het licht buiten. We rijden nog steeds door Duitsland. Ik heb een aantal uur geslapen.

Later in de ochtend lopen we met onze rolkoffertjes en rugtassen door Diemen naar huis. De zon schijnt, het is lekker weer, alles is een stuk groener dan toen we vertrokken. De maand mei is ook in Nederland aangebroken. 

9 mei 2024

Afbeelding: Arrival of the Normandy train, Gare Saint-Lazare, Claude Monet, 1877, Art Institute Chicago