Na de kerstdagen gingen we op vakantie naar Londen. ’s Ochtends vroeg met de trein door de tunnel begon onze eerste dag al om 12 uur lokale tijd. Metro in, metro uit, stukken lopen. Mensenmassa’s. Geen plek kunnen vinden om iets te eten. Met een sandwich van de supermarkt op een bankje voor een museum. Heel veel lichtjes in de winkelstraten, op de Tower Bridge. Boekhandels, marktjes. Een musical waar ze alcoholische drankjes verkopen in de kleuren van de show: roze en groen. Met een wolkje op het glas dat je kunt wegblazen. Mensen staan ervoor in de rij.
‘Belachelijk, volwassenen die zo’n gekleurd drankje kopen om een wolkje weg te blazen’, laat ik me ontvallen. Dat is koren op de molen van mijn oudste dochter: ‘Jij bent allergic to awesomeness’. ‘Laat die mensen toch, dat is gewoon leuk.’ Even later zit ik met een plastic ton popcorn op mijn schoot in het theater. Door de trek heb ik me laten verleiden tot deze aankoop via een QR-code. De popcorn wordt bij mijn stoel afgeleverd. Ik baal van de hoeveelheid plastic voor een beetje popcorn. Dan zegt ze het opnieuw: ‘Jij bent allergic to awesomeness. Je schuldig voelen in plaats van te genieten.’
Ik herken wat ze zegt. Ik ben allergic to awesomeness. In de winkelstraten let ik op wat mensen kopen, wat ze dragen. Ik keur, ben kritisch. Polyester, fast-fashion, opgespoten lippen. Ze zijn hier vast allemaal heen gevlogen. No way dat al die mensen in de trein onder het kanaal passen. Zonde, zonde van de mensen, zonde van het milieu. Ik let op wat mensen eten. Wat mensen drinken, hoeveel alcohol. Ik ben streng op anderen en ik ben streng op mezelf. Ik keur af, ik wil beter. Gezonder, voor mij, voor mijn kinderen, voor de wereld.
Ik ben allergic to awesomeness. En daarmee geef ik mijn ogen weg aan de wereld. Mijn keurende kritische ogen. Mijn bezorgde ogen. Ogen die zich verlaten voelen als iemand andere keuzes maakt dan zij doet. Ogen die mensen van zich wegduwen. Ogen die vinden dat ze gelijk heeft. Ogen die eigenlijk niet blij kunnen zijn, die eigenlijk niet kunnen genieten.
Mijn dochter heeft gelijk: ik ben allergic to awesomeness. Ik geef mijn ogen aan de wereld en verlaat daarmee mijzelf. Ik verlaat mijzelf als gevoelig en geraakt wezen. Ik verlaat mijzelf als een genietend wezen. Als wezen dat iets wil. Als wezen dat op haar eigen benen staat. En dat kiezen kan. Ik verlaat mijn eigen awesomeness. En met het verlaten van mijzelf, verlaat ik de mensen om mij heen. Verlaat ik haar.
Ik besluit te gaan genieten, terwijl ik naast haar zit in het theater. Te genieten van de show. Te genieten van de mensenmassa’s. Van mijn genietende kinderen. Van de lichtjes in de stad. Van etende mensen op straat in de kou. Van graffiti op een viaduct. Van fijngeplet worden in de metro. Van onze zoektocht met honger naar iets te eten. Te genieten van veel te moe zijn. Van de andere wereld die deze wereldstad is. Genieten van oudejaarsavond om 23.30 uur naar bed zonder champagne. In Nederland is het immers al nieuwjaar. Genieten van het heldere licht. De koude lucht. Van de vossen bij ons flatje, van de eekhoorntjes. Van de bizar lange tiktokrij voor de perfecte foto van de Big Ben. Genieten van de friet die we eten voor we weer op de trein terug stappen.
En eenmaal thuis denk ik: volgende vakantie graag een huisje ergens op het Franse platteland.
Januari ‘25
Credits foto: Jamie Davies via Unsplash
Credits uitspraak ‘allergic to awesomeness’: Taylor Swift