Mijn vader vertelde een verhaal, dat hij volgens mijn moeder vaak vertelt. Ik hoorde het voor het eerst. Het ging over een vriend van zijn vader. De man zat in de Hollandsche Schouwburg met andere Amsterdamse Joden wachtend op transport.1 Opeens verschijnt Maria aan hem. Ze zegt: neem je tas en geef me je hand. Samen met haar loopt hij de schouwburg uit. De soldaat die de wacht houdt, springt in de houding. De man kan zo wegwandelen, stapt op de tram en gaat de onderduik in.
Ik ben er stil van en direct begint het te ratelen in mij: ik kan me dat voorstellen, Maria, hoe dat is gegaan, hij ervaarde haar, ze is mij ook nabij geweest, ik ken dat, ik snap dat. Ik zeg niks. We zijn even stil en dan is er een soort wederzijds gemompel. We weten niet hoe het precies gegaan is en of zij er echt was, is onze conclusie. Mijn moeder oppert dat mijn vader het aan mijn tante en oom zou kunnen vertellen. Zij zouden het mooi vinden want zij geloven.
Een paar maanden later merk ik dat ik graag wil dat mijn vader het verhaal nog een keer vertelt. Ik wil weten hoe het precies is gegaan. Ik heb het gevoel dat ik de helft vergeten ben. Stapte de man op lijn 7? En wat was zijn naam ook alweer? En wat weet mijn vader verder nog? Ik wil het verhaal opschrijven maar het voelt niet als van mij.
Als we een tijdje later een keer samen eten, vanwege corona op een tochtig terras, stel ik enigszins omzichtig de vraag: hoe zat het precies met die man in de Hollandsche Schouwburg? Met veel plezier vertelt mijn vader het verhaal opnieuw. De man, een vriend van zijn vader – weer vergat ik zijn naam – zit in de Hollandsche Schouwburg als Maria aan hem verschijnt. Maria noemt zijn naam en zegt: pak je hoed en je tas en geef me je hand en kom mee. Samen wandelen ze de schouwburg uit. De soldaat die op wacht staat, springt in de houding. De man kan zo doorlopen en stapt op lijn 7, de onderduik in. Mijn vader voegt een paar details toe. De man was een dispuutgenoot van zijn vader en kwam na de oorlog bij hen thuis over de vloer. In het dispuut zaten mannen die later bekende Joodse hoogleraren zouden worden. Ik ken geen van de namen die mijn vader noemt, maar knik instemmend.
Ik merk dat ik nog meer wil weten. Ik wil bij die man en Maria zijn om precies te weten hoe het ging. Ik wil de film, het script. Hoe ging het verder? Wie vertelde het aan wie? Wie onthield wat en wat werd er vergeten? En is het echt zo gegaan?
Maar stel dat het zo ging. Dat Maria verscheen aan de man in de Hollandsche Schouwburg wachtend op transport samen met vele anderen. De man voelt dat Maria bij hem is. Als hij haar woorden hoort, weet hij wat hem te doen staat. Dat hij op moet stappen. Haar hand pakken en achter haar aan gaan. De soldaat ziet de man, zijn goedheid en menselijkheid. Voor een moment zijn hun blikken zacht, hun bewegingen natuurlijk. De soldaat springt vanzelfsprekend in de houding en laat de man vertrekken.
Ik zal het nooit weten. Mijn grootvader stierf ver voor mijn geboorte. Nu anderhalf jaar later ook mijn vader overleden is, voelt het niet meer als alleen zijn verhaal. Het voelt als een verhaal van generaties. Maria is aanwezig door generaties heen. Ik voel haar aanwezigheid. Haar uitgestoken hand. En ik besluit op te stappen. Haar hand te pakken en achter haar aan te gaan. Haar te volgen. Zo ben ik aanwezig door generaties heen. Schrijf ik met haar aan mijn zij.
1 De Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam was in de Tweede Wereldoorlog een verzamelplaats waarvandaan Joden op transport werden gezet.
Deze column verscheen in ZIJN 67, december 2023 en in parochiemagaZIN Info, jaargang 54, nr. 8, november 2023
Credits afbeelding: uitsnede uit The Virgin and Child with Saint Bernardino of Siena, Saint Mary Magdalene and a Donor van Francesco Bissolo van York Museums Trust via ArtUK.org