Ik moest denken aan de eerste regels van een gedicht van Emily Dickinson:

I’m nobody! Who are you?
Are you nobody too?

Ik leerde het gedicht kennen via mijn dochter. Ik miste haar. Ik was in Frankrijk op retraite, een dag of tien van huis. Van tevoren had ik er niet aan gedacht dat dit de eerste keer zou zijn dat ik mijn kinderen zo lang niet zou zien. En wat zij die week allemaal zouden meemaken. Mijn oudste had al een jaar tickets voor een concert van Taylor Swift. Dat wist ik. Dat ze later nog een ticket zou bemachtigen zodat ze een tweede avond kon gaan, dat wist ik niet. Dat mijn jongste die week haar afscheidsfeest van groep 8 zou hebben, had ik kunnen weten. Net als van alle voorbereidingen voor de eindmusical.

Ik was vooral bezig met de hobbels van mijn reis. Dat waarvan ik ergens dacht dat ik het niet meer kon, dat ik me eraan over zou moeten geven. De reis, de intensiteit van het samen zijn, het delen van een kamer. Ik was bezig met wat ik mee zou nemen, of ik het zou kunnen tillen in de trein, hoe warm het zou zijn, welke slaapzak, hoeveel handdoeken. Hoe het zou lopen nu precies dit weekend geen treinen van en naar Amsterdam Centraal zouden rijden. Ik nam het maar zoals het was: de reis nam me vrijwel volledig in beslag.

Vanaf het moment dat ik op de trein stond te wachten op het Amstelstation, om via een paar overstappen in Brussel te komen, was daar die herkenning. De herkenning dat ik het altijd zo gedaan heb, alsof het altijd zo was. Dat ik altijd al zo reisde, met een vriendin of alleen, met treinen die wel of niet kwamen en waarin we wel of geen zitplaatsen hadden. Dat er niets veranderd is. Dat ik niet veranderd ben. Ik ontmoette mijn vriendin op Den Bosch en samen gingen we verder. Naar Brussel Midi, waar we lunchten op een terras achter het station. 

Onze trein had flinke vertraging dus we kwamen pas laat in de avond aan op het station van Valence. We waren moe en het was onduidelijk of er nog openbaar vervoer zou gaan naar de stad, dus we namen een taxi naar ons hotel. Te weinig cash op zak maar de chauffeur reed ons wel langs een pinautomaat. Mijn vriendin zei iets van: ‘Fijn dat jij ook gewend bent om te reizen, dat merk ik’. Ja zo deed ik dat, en zo doe ik dat weer. 

We waren hele dagen en nachten samen. We spraken over van alles. Ook als we er eigenlijk te moe voor waren. Het was alsof het altijd zo was, alsof ik mezelf herkende. Zoals ik het altijd deed. Dat ik wist hoe het was om zo samen te zijn. Om niks te verbergen, omdat je daar simpelweg niet aan denkt. Omdat je van hetzelfde gemaakt bent. 

Het was alsof het altijd zo was. En het was alsof ik mezelf herkende en een paar dagen later stelde ik mezelf tijdens de retraite opnieuw voor: I’m nobody, who are you? Are you nobody too? Ik herkende mezelf, als tijdloos, leeg verschijnen, gemaakt van kennende ruimte, lumineus bewustzijn en ik herkende daarmee ook de wereld. Ik herkende dat het allemaal een continuüm is. Dat er geen binnen en buiten de retraite is. Dat er niets buiten de retraite valt. Niet mijn leven thuis, niet de reis erheen of mijn heimwee, het gemis van mijn kinderen. 

Ik zag dat alle hobbels die ik van tevoren had ervaren niet bestaan. Alle overgangen tussen thuis en de bestemming, dat de wereld zo niet in elkaar zit. Dat er geen onderscheid is tussen Amsterdam, Brussel, Parijs, Valence, Boffres. Binnen of buiten de zaal, de kamer, de eetruimte. Dat al die subtiele grenzen, eigenlijk niet bestaan. Net als de gevoelstonen die ik daaraan toeken. Dat er geen onderscheid is tussen school, werk en thuis. Er zijn geen grenzen, geen toonverschillen. Er zijn geen deuren die gesloten zijn, geen drempels die ik over moet. Het heeft allemaal één kleur, één smaak. Een zachte openheid die alles en iedereen aanraakt. Die iedereen toont als puur en van zichzelf. En ergens wist ik dat al. Alles wees daar altijd al naar en ik herkende het, ik herkende mezelf.

In die open lichtende ruimte dansten we, waren we, daar in Zuid-Frankrijk. En daar dansten de liefde voor mijn kinderen en de wens om in hun leven mee te reizen, met me mee. 

24 juli ’24

Afbeelding:
Quai St Michel, Paris 
Edgar Rowley Smart (1887-1934)
Manchester Art Gallery